RUÏNE
DOOD AAN DE DICHTERS
WAT IS DAT IS
ZOUTE VLOEK
ODE AAN FOUCAULT
EXISTENTIE
OUD NEDERLANDS STAFRIJM
TROCHAEISCHE HERINNERING
IK WEET NOG NIX
ODE AAN DE DICHTKUNST
NIET MOGENDE GEZEGD ZIJN
ONWEER VAN A NAAR B
REQUIEM
PEINTURE PERCEPTIONELLE
GEDRAGEN DECLAMATIE
MOMENTO MORI
TREDEN
NEVELS
SCHAAKSTUK VAN BABEL
NOLITE TIMERE
WACHTEN OP NU
MOMENTO MORI 2
JODY
TO BE OR NOT TO BE
GEHEIMSCHRIFT
JARIG
STALEN NEUZEN
GEVALLEN MAN
ANAFORE GRENZEN
NUTTELOOS
SPINIOZA'S GELIJK
KINDERSPEL
DOSTOJEVSKI'S ERFENIS
LEUTERKOEK
KAN DAT
VOOR LC
WOORDEN
STRAKS
BEKERSCHOOLSLAG
WOORDEN
RUÏNE
Als straks de rook is opgetrokken
Van 't bouwwerk dat mijn leven was
Waarin ik deed wat
Iedereen van mij verwachtte
En zo zichzelf kreeg opgediend door mij:
Een dienaar van zijn eigen
Leven en van het uwe
Terwijl ik zelf alleen maar
Fluist'rend toe kan kijken
Hoe één na één de muren van mijn rijk
Wankelen daar de wil en de idee
Waarop zij steun en grondvest zochten
Mij verder nog ontbreken
DOOD AAN DE DICHTERS
Spuwend hun leed in overdracht'lijke taal
Verbloemend de waarheid in metaforen
Teneinde zichzelf verbaal te bekoren
Narcistische spiegel, wederkerig kabaal
Sprekend van zoektocht naar Heilige Graal
Zijn zij zelfs bereid daarvoor Moren te moorden
Fluist'rend hun zwaarden in unisone akkoorden
Bach gruwt in zijn graf, ethiek is moraal
Dus dichters, dicht voort tot uw laatste zucht
Dissonanten zijn waarheid, ontdek nieuwe paden
In kaders, gewrocht door voorbijgaande daden
Leun niet op wat was, rust'loos is hij
Die tijdeloos leeft als het eeuwig getij
Schoonheid laat zich niet dwingen door tucht
WAT IS DAT IS
Ik heb me op het nu hartstocht'lijk vastgebeten
Zodat verleden geen herinnering meer heeft
En ik niet eens meer weet of 'k gist'ren heb geleefd
Voorbije liefde snel vergeten
Ach - was ik ooit dichter geheten
Was 't woord beklijfd, door 't zijn gezeefd
Dan zou ik kunnen zien waar een poëet voor leeft
En had de schoonheid van wat was, geweten
Nu echter is - wat is - de goddeloze wet
Heeft me van droom en fantasie beroofd
Terwijl ik vroeger sprookjes heb geloofd
Verteld voor 't slapen in het warme bed
Maar ach, nu 'k kwijt ben wat eens was
Wordt ongewisse toekomst spannend mij beloofd
ZOUTE VLOEK
Terwijl de ouden ongeremd
Hun erger spuien
Hun kwalen blank en bloot
Op zee en havendijk
Uitvoerig banken
De vloed, eb, irritant getij
Voortdurend hen herinnert
Aan eeuwigheid waar zij
Geen deel aan hebben
Ziedaar de heimwee, ergernis
En zilt bejaarde tranen
ODE AAN FOUCAULT
Verzetten zal ik mij
Tegen allen die de schoonheid treden
Die ochtend- avondstond vervelen
Met achteloze rede
Verzetten zal ik mij
Mij weren zal ik me
Tegen alles wat mij troebelt
Mijn inzicht in de waarheid schaadt
Door domme dialogen
Mij weren zal ik me
Wie kent de moed van allen die
De schoonheid dienen
Wie kent die moed om 't hoofd te bieden
Aan vleesgeworden paradox
Die vormloos waarheid worden zal
Wie kent die moed
Ik ken die moed
EXISTENTIE
Ik heb mezelf daarnet een bult bespaard;
Ik ging ter poepen
Zag verscholen
In één der duist’re hoeken
Een vrouwtjesmug
Zij zat daar of zij dacht:
Ik kom mijn tijd wel door
Langgepoot en kortbehaard
En zal niet eerder zuigen
Bloed of andere lekkernijen
Totdat de een of andere man
Met mij in 't voorjaar heeft gepaard
Maar nu ik weet
Sla ik, nog voor zij heeft gebaard
Ach, ik heb mezelf een bult bespaard
OUD NEDERLANDS STAFRIJM
Veelal vruchteloos is 't pogen
Veelal franjeloos het doel
Zonder leed geen mededogen
Veelal vervelend het gevoel
Vaak vertwijfeld in 't gedogen
Zeg 'k wat ik veelal veins of voel
Zonder vreugd geen ziel bewogen
Vaker echter hou 'k mijn smoel
TROCHAEISCHE HERINNERING
Aan een knaapje, zwoel gekapstokt
Hangt een jurkje in mijn kast
Maar als ik de deur weer los doe
En mijn ogen dan niet toe doe
Dan is Leiden weer in last
Oh, dat jurkje dat jij aan had
Toen ik jou mijn liefd' beleed
Als ik nu mijn hart weer los doe
En mijn ogen even toe doe
Zie ik jou, met lust bekleed
Ach, dat jurkje dat jij uit had
Hangt nu verkreukeld in mijn kast
IK WEET NOG NIX
HET GRAS IS GROEN / EEN BOOM STAAT HOOG / EEN HUIS IS VAAK VAN STEEN
EEN BOTERBLOEM IS GEEL EN NIET VEEL GROTER DAN EEN MADELIEFJE
ER KLAAGT EEN GEIT , MEKKERT OM HET HOEKJE VAN DE SCHUUR
IETS KNARST, DAT IS DE WATERPUT
DE POEZEN SLAPEN IN ‘T KOZIJN
DE ZON STAAT STRALEND AAN DE HEMEL ALS EEN UIT DE AS VERREZEN PHOENIX
DE HOND BLAFT / KAT MIAUWT
EN NOG STEEDS WEET IK NIX
ODE AAN DE DICHTKUNST
't Verscheiden van het licht
Belast mij enkel duist're paden
Waarop mijn voeten, zinnen, lusten, daden
Hun nutteloze leven leiden
Rest mij de schoonheid van 't gedicht
Daar ogen, mijn, de duisternis ontwaren
Als duivel zelf zijn mij die gaven toebedeeld
Als god zie ik, de mensheid speelt
Daar zij de hemel, hel ontkent
Rest mij mijn lezers, weinig slechts, te sarren
Met valse grijns op 't aangezicht
Rest mij de schoonheid van het lelijke gedicht
NIET MOGENDE GEZEGD ZIJN
Maak uw verbeelding autonoom
Zij zal ter plekke onbeheersbaar zijn
En uit zijn jasje en uw geest in
Mateloze rampspoed groeien
Maar halt... ho! Op mijn pad terstond gekeerd
Ik zal u met mijn wartaal niet vermoeien
Zoals de één de donder op de schenen tolereert
Een ander in een herfstzon stil geniet
Van wat gebeurt en wat soms niet
De dominee zijn weekpreek masturbeert
O, dol is hij op spuwend woordenstroom
Bevruchtend wat hij heeft verkracht
Zijn religieuze wellust schuilt fascistoïde macht
Een mens is niet krankzinnig als u ziet wat ik bedoel
Verbale onzin is wijsheid in evenknie's oren
Genot is de zonde na kunst pas geboren
Esthetisch verleden, ethiek het gevoel.
ONWEER
Verderfelijk weerlicht, geboren op kansel
Geeft vrucht geen bestaansrecht
't Gevoel enkel schuld
Macht die misbruikt wordt
Perkt andermans vrijheid
Wijsheid is pauze, zien is geduld.
VAN A NAAR B
Mijn reis van pre-nataal naar post-bejaard
Schenkt dagelijks nog vele kansen
Om met de bruid of bruidegom te dansen
Zo wordt mijn levenslust verklaard
REQUIEM
Sommige dingen gaan vanzelf, sommige wel
Wakker als licht, slaap als je moe
Trek als je maag leeg, mooi als je blij
Sommige dingen gaan vanzelf
Sommige dingen gaan vanzelf, sommige wel
Ril als je koud, zweet als je warm
Rood als je brand, snee in je hand
Als je snijdt tijdens kook, als vanzelf
Traan als je weg, sneu als je jarig
Sommige tranen gaan vanzelf
Leeg als je ligt, ademloos
Sommige dingen gaan vanzelf, sommige wel
PEINTURE PERCEPTUELLE
Terend op herinneringen
Vullen blankgewitte vlaktes zich
Met beelden uit vervlogen tijden
Om geduldig vorm te geven
Aan filosofisch lijden
Hoe verder het doel
Hoe korter de weg
Gehaast het koninklijke schrijden
Door witgebleekte vlaktes
Manifesterend, met onverbloemd
De tekenen van traag verscheiden
GEDRAGEN DECLAMATIE
Volk, verlos U van de leugen
Volk, ontsnap aan religieus gebod
Wie zich bevrijdt - dat zal hem heugen -
Kent eindelijk de waarheid over god
En al zijn vunzige trawanten
Verzonnen in een middeleeuwse hel
Waarin het vrije denken ton-gespijkerd
Verkracht, verbrand, gevierendeeld
Voor „De Grote Liefde Gods“ moest wijken
Mens, bevrijd U van uw zelfgewrochte lot
MOMENTO MORI
Beschouw uw dood als lustig leven,
Uw trotse daden als profaan
Uw leugens als een nobel streven
Om beter met de waarheid om te gaan
Want weet, u hebt
Geen tijd omdat er tijd verstrijkt
Terwijl er klokken zijn gaan slaan
U hebt gewoon geen tijd.
TREDEN
Hoe wij gezamenlijk
De trappen van ‘t bordes
Afdaalden en
Onze stappen foutloos
In eenander pasten
Hoe ‘k in jouw
Richting keek en
Trots mezelf vertelde
Dat ik jou had
Dat ik jou had en niet
Verdiende maar toch
Dat ik jou had terwijl
De treden van ‘t bordes
Ons beider voeten
Naadloos
Naast elkander pasten
Ons dwingend
Begeleidend
En ik jou had
Of had jij, had jij
Mij
NEVELS
Zoals die keer dat ik wou weten
En niemand zei me hoe het zat
Zoals die keer met al die vragen
Niemand die het antwoord had
Zoals met al die foute bloemen
Niemand die me ‘t waarom zei
En ook die zoenen op het zandpad
Maar het vervolg was er niet bij
Domweg omdat ik niet wist
Omdat niemand het me zei
Dat kansen vluchten in een vage mist
Verdwijnen in een verre tijd
Als ze niet gevangen worden
Aldus worden ze gewist
SCHAAKSTUK VAN BABEL
Laten we de wereld bevrijden van de goden
Bevrijden van hun zware lasten
Die ons dicteren ons regeren
Ons beloftes doen van nooit meer sterven
Zoals hun eigen leugens een niet bestaande
Eeuwigheid beërven
Laten we de wereld
Bevrijden van onszelf
NOLITE TIMERE
Uitgeschilderd, uitgeademd
Uitgevreeën, uitgeschreven...
Laatste loodjes zijn te zwaar
Droegen ze wat lichter kwam
Er nooit een eind
Aan dit verrotte, mooie leven.
Doodgaan immers is nog nooit
Door die vertrekt, beschreven.
‘t Gewicht van heengaan
Rust bij hen die node blijven
Leven wil te graag beklijven
Sterven echter duurt slechts even.
WACHTEN OP NU
... nog steeds herfst het hevig
En bloemen, spinnen, paddestoelen
Verheugd gespot, vereeuwigd
Voor de jongste dag
Of op z’n minst tot volgend voorjaar
Nu het zo hevig herfst.
Want nu het hevig herfst
Zegt bloem en spin en paddestoel
Dat ik moet wachten
Tot de jongste dag
Of op z’n minst
Tot het zo hevig herfst.
MEMENTO MORI 2
Een vriend schreef: doodgaan doe je niet
Slechts wie jou liefheeft, sterft
Dacht ik, stervend aan je bed
Waar jij je laatste adem liet
En toen jij was ontsnapt
Moest ik het leven laten
Aan redeloze ademtocht
Nee, doodgaan doe je niet
Als wie jij liefhebt, sterft.
JODY
Ze schreef:
Dit boek is voor het oude licht,
Gaf vergezicht op dat wat zag,
Wat stroomt en was
In foto, woord en kwetsbaarheid.
En kwijt zijn, anders dan
Onnoemelijk verlies bij haar afwezigheid
TO BE OR NOT TO BE…
De enige verplichting van het leven Is
zichzelf in betekenis om te zetten
In welke vorm dan ook, door middel
van welk voertuig dan ook
Dat is haar enige doel
Zelf heeft ze geen betekenis
Maar is ze een staat van zijn
GEHEIMSCHRIFT
Terwijl de imbecielen rijmels schrijven in
Hun zelfgewrochte hel, het voorgeborchte haar
Geheimen prijsgeeft, moet waarheid, hoe vermetel
Ook gesteld, verborgen blijven, ja, die wel
Te groot is heden kruisgevecht
Te zwaard hun messen
Te scherp hun waarden
Hoe hopeloos de overwinning
Schijnbaar zijn de plussen min
De linksen rechts
De ondersteboven ook
GODENKLETSPRAAT
Laten we de wereld kond doen over goden
Hoe zij, geboren in een zwarte nacht
Uit diepgaand zelfbesef van dood en lijden
Ons met een liegverhaal verblijdden
Over levenden en doden
Hoe zij de twijfel keerden
Naar blindelings vertrouwen,
De wanhoop kantelden in hoop
‘t Besef van droefenis tot vreugde
En duisternis betoverden naar ochtendgloren
Hoe wij dat alles zelf niet konden
Manco wetend, staande naast de groeve
Van hen die ons ontvallen waren
Daar uren, splinters van herinnering
Nooit meer terug worden gevonden
JARIG?
Ik zoek het lied voor nieuwe mei
Een and’re mij, in oude mei
Een mij die zal gehoord
Geen wanklank, eermaal moord
Geen klater laterom geluisterd
Verguld gezocht, sonant en consonant
Voor nieuwe, onvolprezen mij in mei
STALEN NEUZEN
Op perkamenten schoenen
Sluipen poëten door uw stalen werk’lijkheid
Slaan gaten in uw waan
Wanen gaten in noodzaak’lijkheid
Door u en medemens verwonderd
En daarom leest u niet, nee, daarom leest u niet
GEVALLEN MAN
Niet dat het toch iets uitmaakt
Niet dat het er toe doet
Niet dat verwijdering
Van wat je liefhebt altijd bloedt
Niet dat ik niet
Niet dat ik moet
Wel dat het kraakt
En kniegevallend
Struik’lend
Stromp’lend
Verder moet
Wetend dat het wel
Voelend dat het niet
Aan een essentie heeft geraakt
ANAFORE GRENZEN
Grenzen, zeggen ze,
zijn gevormd uit feodale zwaarden
Gevolgd door, zeggen ze,
noodlottige geweren
Teneinde, zeggen ze,
de vijand welgemoed te weren
En alle rampspoed, zeggen ze,
noodzaak’lerwijs te keren
Toch is dat, zeg ik nu,
niet waar wat ze beweren
Dus richten ze op mij, zeg ik,
al die geweren
Proberen ze, dat zeg ik,
mij die les te leren
Ontdaan van, zeg ik,
menselijke waarden
NUTTELOOS
Het heeft geen zin me straks te zoeken
Vandaag vindt U me ook al niet
Het heeft geen zin me te gaan zoeken
Mij missen doet U ook al niet
Zelfs als U denkt dat wel te doen
Mij vinden doet U niet
Wel staat mijn naam, door ijdelheid
Onder gedichten zonder tal
In geschriften, zelfs
Een enkel schilderdoek
En zelfs, zelfs als de auteur
Van een schijnbaar nuttig boek
Maar vinden doet u niets
SPINOZA’S GELIJK
't Verscheiden van het licht
Belast mij enkel duist're paden
Waarop mijn voeten, zinnen, lusten, daden
Hun nutteloze leven leiden
Rest mij de schoonheid van 't gedicht
Daar ogen, mijn, de duisternis ontwaren
Als duivel zelf zijn mij die gaven toebedeeld
Al god zie ik, de mensheid speelt
Daar zij de hemel, hel ontkent
Rest mij mijn lezers, weinig slechts, te sarren
Met valse grijns op 't aangezicht
Rest mij de schoonheid van het lelijke gedicht
KINDERSPEL
De golfslag van de wind
Rukt zichtbaarheid uit wimpels
& vanen, vlaggen spreken het verhaal
Dat altijd was en nooit gezien
Behalve door
De ogen van een kind
De windkracht van de zee
Spoelt zichtbaarheid langs lome dijken
Basalt steunt het verhaal dat altijd was
Totdat door ogen van volwassenheid
Het sprookje van het kind
Voor grotemensen-daad moet wijken
DOSTOJEVSKI‘S ERFENIS
Binnen verklaarde grenzen is schuld een douanier
En ongeduld een rem op stralend uitzicht
Dus sterf, beambte in mij, laat geweten
Niet hinder zijn voor blik op verre verten
Want grenzen zijn een feodaal metier
En wreedheid is het loon voor anarchie
Verdwijn, verleden, laat het heden
Uitzicht zijn op heuvelland Arcadië
LEUTERKOEK
Waar waarheid is verdronken
In zeer beschaafde leuterkoek
Waar zaken, uitgesproken zaken
Verdwijnen om onuitgesproken hoek
Die hoek, waar niet zo brave jongens
Hun expliciete tijd verdoen
Met boeten voor hun vrijheid
Gerechtigheid is blijkbaar zoek
KAN DAT
Het was een natte nacht
Met donderend geweld
Sluimerde de tijd
Ten einde raad
Kroop onverwijld mijn
Hersens in
Plots dacht ik
‘t Sluimert niet en
Helemaal al niet
Met onbeheerste kracht
Wat niet bestaat
Dat kan toch niet...
Dat kan
VOOR LC
Ik ken het land waarin gij leeft
Bekend is mij de droogte van woestijnen
Waar literaire wolken snel verdwijnen
Verdampt in menig misverstand
Ik ken dat land
Gescheiden door een vliet
Smal als de route van een dier
Dat vluchtend voor de mensendaad
Zichzelf schuw laat verdwijnen
Ik ken die vliet, diezelfde vliet
Waarin de dochters van veel groter goden
Najade’s, schoon van lijf en leden
Alleen aan hen zich tonen die geloven
Zo toont ook waarheid zich in beeld
En inhoud van de vrije mensengeest
In neerslag van eenieder die in onredelijke
Knechting geen redelijke rede vindt
Ik ken het land wat gij wanhopig deelt
WOORDEN
Mijn dagen rijgen zich aaneen
Verdwijnen horizonsgewijs
Naar onbekende oorden
Daar worden zij gebruikt
Door anderen
Voor anderen
Geef me mijn tijd terug
De uren gaan te snel
Voor onbekende woorden
Die nooit worden herbruikt
Door mij
Maar wel door anderen
Dus hang die woorden in de lucht
Waar zij voor eeuwig blijven
Ter ere, hen die opwaarts kijken
Zo winnen woorden van mijn tijd
Want zo moet kunst beklijven
STRAKS:
Wees welkom stilte, zie uw zoon
Die zich als nooit tevoren
Terug zal trekken in ivoren toren
Gebouwd uit pure leegte
En spiegels zonder glans
Met bovenop een tuin,
Een hof gespeend
Van groei en bloei en licht
Geen kleuren in die tuin
Alleen maar het gezicht
BEKERSCHOOLSLAG
Hoe ik het snelste zwemmend schoolslag
Sluit slag wijd de kant bereikte en geen
Geen trots is zonde beker kreeg
Hoe ik toch het langste durend lopend
Een twee een twee meeste rondjes
Liep van allen en
Toen ik aankwam niemand trof ze moesten eten
Om mij te zeggen jij ja jij
Was toch de snelste en mij
De beker gevend zoete overwinning
En
Hoe ik na oprecht verzoek alstu alstu
Verkassen mocht naar anderen en
De plaaggeest domweg volgend weer
Weer weer bestaan verkankerd had
En hoe ik zei maar niet naar ha ha ha
En toch verplaatst moest gaan naar ha
En hoe ik ha geboorteplaats voor eerst
Gebruikte om te wraken, wraken op degeen
Die al, dit al, al dit en al al al
Misbruikte om te schouwen kijken
Kijken nee te zien te voelen of te ruiken
Tasten grijpen denken waanzin
Hoe het snelst ik neerslag trof
Gezien en later pas dat iemand zei
Ja jij een beetje blond in Bé, ja Bé
Jij zei misschien misschien ja volgens mij
Ben jij wel echt, echt wel besta jij wel.
Hoe jij mij zei, vertelde deelde mee dat
Aangekomen aan de overkant van moederschoot
Eigenlijk er niet had mogen landen
Lange lange blinde reis op weg
Naar niets, ja niets met zicht kijk
Op nieuwe eigenheid bestaand gebouwd uit
Niets, iets, niets hoe jij dat niets
Bestaansrecht gaf ik beker kreeg
Maar niet de schoolslagbeker nee het gif
Om Sisyphus te legen, jij ja jij
Hoe ik het snelste zwemmend
Beschouwde toch geen beker kreeg
Op weg naar niets
Alex Sandee, geboren de tweede mei 1948, heeft vrijwel zijn hele leven besteed aan een grote zoektocht naar „de waarheid“. Een “search for the Holy Grail”, zo u wilt.
Onderweg bewandelde hij vele paden waaronder literaire, ceramische, muzikale en schilderkunstige.
Zo veel soorten wegen dat men hem vaak kon horen verzuchten: “Ik kan er wel een boek over schrijven”.
Wat hij uiteindelijk pas gedaan heeft toen hij 68 was.
En wel in de vorm van een dagboek, een blog, gedurende een jaar via de moderne media gepubliceerd. De kapstok ervoor was een late liefde, opgebloeid tweeënhalf jaar na het tragisch overlijden van zijn vrouw. Titel van het boek: Misantropisch Gewas. Dat zegt genoeg!
Tussendoor schreef hij ook nog wat poëzie waarvan in dit boekje de beste exemplaren. Volgens hem. Of Sandee, nu 74, in deze gedichten die waarheid gevonden heeft?
Oordeelt u zelf.
