COGITO ERGO SUM

 

 

HET CREATIEVE DENKPROCES

 

Een verhandeling

 

Opgedragen aan Arjen Frits van der Straten en alle anderen (velen!) die het me mogelijk gemaakt hebben dit te schrijven.

23 november 1991

 

HET CREATIEVE DENKPROCES

 

EEN VERHANDELING OVER DE ROL VAN DE BEELDENDE KUNST

IN DE MODERNE SAMENLEVING

 

Mensen met een obsessie herscheppen in hun poging hun eigen Χαος te duiden de chaos (het niets waaruit alles ontstaat) van anderen. Dit is de ware betekenis van Kunst met een grote K. En de enig wezenlijke vooruitgang die de Mensheid kent. Ik troost me met de gedachte dat ik zo'n schepper ben.

 

$1 Ik denk dus ik ben.

 

Al jaren lang ben ik geobsedeerd door dat wat de mensheid denken noemt. Opmerkingen als “Ik denk, dus ik ben” (Cogito ergo sum, René Descartes, 1596-1650) fascineren mij enorm. Om te beginnen is er de twijfel over deze laat-Middeleeuwse redenatie. Zij suggereert namelijk dat alleen dat, wat denkt, bestaansrecht heeft.

 

Terwijl ditzelfde bestaansrecht slechts ontleend kan worden aan een plek op deze wereld die je zelf veroverd hebt. Is er geen plek, dan zal je niet leven, denken of geen denken. Eerder ben ik geneigd het omgekeerde te geloven: “Ik ben, dus ik denk”. Deze omkering beperkt het denken namelijk tot iets wat strikt menselijk is. Slechts de mens is zich bewust van het feit dat hij er is, met alle voor- en nadelen van dien. Hij ziet zichzelf, beschouwt en komt vervolgens tot de conclusie dat hij bestaansrecht heeft, enkel en alleen door het belachelijke feit dat hij wéét en ziet dat hij er is. Deze bestaansrechtconclusie volstaat voor de meeste mensen als zijnde denken en zij baseren daar dan ook hun levensfilosofie op met als eindconclusie: “Ik zie het (zoals hij zichzelf zag) dus het bestaat.” In hoeverre mate dat projectie is, wil ik af wezen. Echter, niets is minder waar dan die conclusie/uitspraak, maar daarover later uitgebreid meer.

 

Ten Tweede ben ik meer geneigd het denken als fysiologisch proces te zien (dus geen mystiek zoals Descartes ons probeerde te laten geloven), dat op te splitsen is in drie vormen, namelijk:

*A* het nadenken als vorm voor het uit de herinnering handelen (de spiegelfunctie uit de vorige alinea's;

*B* het denken als creatief sublimatieproces (waar we het de rest van deze verhandeling over zullen hebben) en

*C* het “je hersens gebruiken”, een vorm (lees: wapen) om te overleven. (*)

Deze laatste is dus per definitie pragmatisch, zij oordeelt naar oorzaak en gevolg en kiest daarna de meest hanteerbare oplossing.

Het “zijn” als gevolg van het denken (ik denk, dus ik ben), is dus uiterst fictief en gebonden aan de gekozen manier van denken. dus als Descartes gelijk zou hebben, dan zijn er vanuit mijn optiek ook drie verschillende werelden te verdelen. Maar als je de redenatie omdraait en je je realiseert dat je eerst “bent”, is er in onze wereld een scala van mogelijkheden voor wat betreft ons eigen denkproces. Dan kan er namelijk op elk willekeurig moment gekozen worden uit een van de drie benaderingsmethodes. Dat ze alle drie noodzakelijk zijn in onze maatschappij lijdt geen twijfel en is in deze dan ook geen onderwerp van discussie.

(*) Het zou gemakkelijk zijn voor elk van de drie methodes talloze voorbeelden aan te halen die de gekozen methode rechtvaardigen. Hetgeen nog niet betekent dat die, op dát moment gekozen, denkwijze ook de juiste zou zijn. 

 

 

$2 Het scheiden

 

Het scheiden van deze drie methodes teneinde een bewust creatief proces te starten, onafhankelijk van nadenken en pragmatisch handelen, kost meestal de meeste moeite. Het merendeel der mensheid is zich immers niet eens bewust van de verschillende methodes, het is geen ingeburgerde kennis, laat staan dat ze er dan ook nog eens een keuze uit zouden kunnen maken. Zoals een kat zijn nagels intrekt en uitslaat op het al dan niet juiste moment, zo acteren de meeste mensen uitsluitend intuïtief voor wat betreft hun hersengebruik. Het is immers hun “bestaan” en daaraan wordt liever niet getwijfeld.

Maar daar, waar het na- en pragmatisch denken geaccepteerd wordt en als zodanig snel herkenbaar is, als je je tenminste al van deze beide denkmethodes bewust bent, is het creatief denken elitair voorbehouden aan hen die naast deze twee soorten van denken ook nog het besef hebben dat er zoiets als een “waarheid” moet bestaan, iets niet subjectiefs. Absoluut geloof in die waarheid is een vereiste. Een scepticus zal nooit de schatten des levens ontdekken, domweg omdat hij, door zijn scepsis, de moeite niet zal nemen om te gaan graven naar een schat, die volgens hem toch alleen maar in sprookjes en op oude landkaarten van reeds lang verdronken zeelieden bestaat. Iemand, die nooit de moeite genomen heeft om deze drie denkvormen te scheiden, of althans te proberen, zal ook nooit het vreugdevolle, maar pijnlijke moment van wezenlijke schepping kunnen begrijpen, laat staan het zelf hanteren. Waarom het moment, behalve vreugdevol ook pijnlijk is zal later duidelijk worden in de paragraaf over de methode.

Dat dit “niet begrijpen van wezenlijke schepping” de ware reden is voor de argwaan en de scepsis omtrent beeldende kunst in de maatschappij lijkt me duidelijk. Zij heeft er gewoon domweg de tijd niet voor, opgezweept als ze is door haar eigen primaire hartstochten.

In andere woorden: als je de maatschappij kunt zien als een macro van de mens die in die maatschappij leeft (en er is geen reden om aan te nemen dat dit niet zo zou zijn) dan is die samenleving in het stadium dat het “Ich” van die gemeenschap maar nauwelijks haar “Es” kan beteugelen.

 

Of wij, in deze, de driestelling van Freud erbij moeten halen lijkt mij niet “im Frage”. Freud had een te wetenschappelijke geest, d.h. hij was te verstrikt in zijn “nadenken”, dan dat het mij waarschijnlijk lijkt dat hij zijn niet geringe intelligentie voor een creatieve daad kon openstellen. Niets in al zijn lezingen (voor zover bij mij bekend) wijst hierop. Freud was een vorser, niet een “belever” en het grote gevaar dat deze verhandeling één grote herhaling wordt van wat hij ooit heeft gezegd, ligt, wezenlijk, vlak om de hoek te wachten. Wel zullen zijn benamingen gehanteerd worden omdat deze door een groot publiek kunnen worden herkend.

 

Maar het creatieve proces, de sublimatie van (gevoels)ervaringen, laat onze hersens iets oneigenlijks doen.

Zou een angstreactie bij een dier het op de vlucht doen slaan, zich doen verstoppen of juist ten aanval gaan, het sublimeren is juist het koesteren van deze bedreiging, het ervaren en verheffen naar een niveau waar het gevaar hanteerbaar is geworden, want dat onze “vijand” zich onderbewust ophoudt kan gevoeglijk aangenomen worden. De reden hiervoor is de volgende: omdat “de grootste bedreiging voor de mens, de mens zelve” is, zal hij zijn “Es”, de motor van zijn onbeteugelde driften niet alleen moeten controleren maar zelfs zichtbaar moeten maken. Het heeft geen zin spoken te slaan als je ze niet kunt zien. Maar de mens die alleen zijn eigen ogen gelooft zal uiterste pogingen in het werk stellen om de vijand, zeg maar het “klootzakje” in hem, te negeren en/of te verdringen, evenals zijn geweten. Want dat gaat hem vertellen dat hij dat ettertje zelf is. Hij ziet immers zichzelf en concludeert daardoor dat hij bestaansrecht heeft en dat is voldoende motivatie voor zijn daden en/of beweegredenen. Dat hij voor datzelfde bestaansrecht zou moeten vechten, zijn plekje opeisen, zal nooit bij hem opkomen. En dus zal hij na verloop van tijd het gevaar in zichzelf niet eens meer onderkennen maar uitsluitend de bedreiging van buitenaf als wezenlijk gevaar erkennen. Van daar af is het nog maar een kleine stap naar discriminatie, racisme en uiteindelijk fascisme.

Daarom is het dus noodzakelijk dat de kunstenaar (want daar hebben we het vanaf nu alleen nog maar over) verder durft te kijken dan alleen naar dat wat zijn eigen ogen hem vertellen en zal het absolute noodzaak voor hem worden deze “vijand” niet alleen te onderkennen, gedwongen door voortdurende conflicten met zijn omgeving, maar hem ook te visualiseren, er van te gaan houden als één van de menselijke eigenschappen en zodoende zijn eigen “Zwarte Vorst” te doorgronden om daarna zijn bevindingen te sublimeren tot aan een niveau dat bovenmenselijk zal lijken. We hebben het nog steeds over het creatieve proces, het kan geen kwaad dat nog even te benadrukken. En het zal bovenmenselijk lijken omdat het uiteraard aan iedereen gegeven is dit te proberen terwijl slechts weinigen het wezenlijke lef zullen tonen dit spiegelgevecht met zichzelf aan te gaan. Misschien wel de hoofdreden waarom veel kunstenaars hun eigen werk niet durven ontleden en beschouwen.

En door al degenen die dit al dan niet terecht niet durven of gedurfd hebben wordt dit gevecht inderdaad “bovenmenselijk” gevonden zodat zij nooit meer in de verleiding zullen komen het ooit een keer (of nog een keer) te proberen. Een mens krijgt altijd maar 1 kans. Dat sommigen die die kans wel benut hebben er onderdoor zijn gegaan en ook nog zullen gaan is evident.

Ik ben er zeker van dat het hoge aantal suïcides bij uitvoerend kunstenaars hier aan te wijten is.

En voor alle anderen (de leken): aangezien bij de meeste mensen het gevolg van een rechtstreekse bedreiging slechts de vlucht- of aanvalsreactie is (zoals eerder gemeld), zal ook het sublimatieproduct (de afbeelding van hun eigen monster, de afbeelding van de mens zelve) door hen gezien worden als een directe aanval, als een boodschap van door hem nu heilig geachte, buiten- of bovenmenselijke krachten, waarvoor hij zal vluchten, dan wel die hij zal moeten aanvallen. En alles wat hij niet begrijpt zal de leek veilig maken door het als Goddelijk, dan wel als Duivels te beschouwen zodat hij niet gedwongen wordt het sublimatieproduct zijnde een spiegel van de mens als waarheid te ervaren.

Die “waarheid” waar de kunstenaar immers onvoorwaardelijk in moest geloven als basiseis voor het sublimatieproces. Terwijl juist deze spiegel ontdaan is van de menselijke buitenkant, dat gedeelte dus waaraan het merendeel der mensheid haar zekerheden aan ontleent. Dus draagt elk echt kunstwerk een afgrijselijke paradox in zich, namelijk dat, waar het gelukt is om iets wezenlijk unieks en schoons te creëren, dit product tegelijkertijd als iets levensgevaarlijks en walgelijks voor de niet-ingewijde toeschouwer ervaren zal worden. Dezelfde paradox die verantwoordelijk is voor het besef van Goddelijke en Duivelse machten. Of, zo U wilt, voor het besef van Leven en Dood, Hel en Hemel, zwart en wit, allen waarden die niet zouden bestaan zonder hun tegenpool.

 

$3 de angel

 

Een kunstenaar die er in geslaagd is deze driedeling in het denken bewust te hanteren zal een eeuwige bedreiging voor welke vorm van samenleving dan ook betekenen, enkel en alleen door het feit dat hij, de kunstenaar (voor het gemak, omdat ik zelf man ben, hanteren we hier de mannelijke vorm, er kan natuurlijk net zo goed de vrouwelijke vorm gekozen worden), praat over zaken waar zij geen inzicht in hebben, die voor hen onbewust en/of onderbewust zijn en onbewust dienen te blijven, die niet tastbaar, c.q. veilig te maken zijn. ( de leer der Archetypes – waarvan onze “vijand” er ook 1 is -, is niet voor niets een der minst bestudeerde). Al was het alleen maar door zijn schijnbare arrogantie, veroorzaakt door diezelfde ingebouwde paradox. Dit verschijnsel zal ik in het vervolg positieve anarchie noemen.

Deze oorspronkelijke, positieve anarchie is de echte angel in datgene wat wij Kunst noemen. Of eigenlijk is de anarchie de angel (én de Kunst), de sublimaties daarvan zijn slechts de neerslagen. De Amerikanen zeggen het goed: die hebben het over “a piece of Art”, een kunstproduct.

Maar de maatschappij, met haar primitieve vlucht-, verberg- of val-aan-reactie zal alles in het werk stellen om deze angel te ontkennen dan wel te verwijderen. Daar heeft zij verschillende methodes voor. De redenen zijn inmiddels benoemd en bekend.

De bekendste methode van angelverwijdering is zoals al eerder genoemd, de adoratie en/of idolatie. Beschouw de kunstenaar en zijn product als iets bijna-, of helemaal bovenmenselijks en het gaat jou niet meer aan. Zoals de werken gods ondoorgrondelijk worden verklaard, het is veilig geworden door de intellectuele afstand en kan als zodanig gemakkelijk geconsumeerd worden. En is dus door deze makkelijke consumptie commercieel zeer aantrekkelijk. Het kunstwerk wordt in grote oplagen verspreid tegen een relatief lage prijs en de angel is verwijderd. Want een echt kunstwerk bestaat immers mede uit het besef van het eenmalige creatieve denkproces en, zoals bekend mag worden verondersteld, tweemaal hetzelfde is nog steeds hetzelfde. Maar de kunstenaar poogt juist het eenmalige te duiden, een neerslag te maken van het contact dat hij had – hoe kort dan ook - met de/zijn waarheid.

Echter, door de massale verspreiding van vele reproducties van even zovele kunstwerken wordt de massa doof, zij raakt overvoerd en zal dan per definitie niet meer reageren op de werkelijke inhoud van het schilderij, het beeld, de muziek of welke vorm van Kunst dan ook. Geestelijke afstomping is het gevolg en de kunstenaar raakt gefrustreerd omdát de boodschap niet meer kan overkomen.

Een goed voorbeeld is het tonen van ellende in de Media teneinde geld in te zamelen om diezelfde ellende te bestrijden. De getoonde beelden zijn in de loop der jaren alleen maar harder en wreder geworden omdat de oude beelden, hoe gruwelijk dan ook, geen portemonnee meer los konden krijgen. Zoals ook de beelden van een vér verwijderde oorlog, waarop de lijken van overleden soldaten getoond worden, ons niet of nauwelijks meer raken.

Maar waar het geweld en/of de bedreiging dichterbij komt, wordt de angst evenredig in het kwadraat groter. Laat staan dat je moet gaan beseffen dat de werkelijke veroorzaker van al dat moorden en hongeren voornamelijk bij jezelf gezocht dient te worden. 

Toch is dit laatste wel datgene, wat elke integere kunstenaar heeft gepresteerd. Hij heeft zijn introspectie afgerond en de bevindingen gesublimeerd tot een product dat voor U en mij zichtbaar is geworden.

Een tweede methode van angelverwijdering, voorbehouden aan een kleinere, rijkere groep is het elitair maken van het kunstwerk. Door haar, vaak hogere, opleiding beseft deze groep al wel dat een duplicaat niet echt is, dat een waar kunstwerk een eenmalige actie is, en zal dus alles doen om te voorkomen dat er kopieën van gemaakt worden en zorgt op deze manier voor een buitenproportionele prijsopdrijving. Aanzienlijke kapitalen worden geïnvesteerd om te camoufleren dat ook zij niet weten wat de kunstenaar bezield heeft, of nog steeds bezielt.

En ook dan is de bedreiging uit het kunstwerk gehaald, zij is immers verruild voor de status van de toeschouwer en gaat dan, alweer, niet meer over Le moment suprême, maar over de economische welstand van de huidige schijnbare bezitter. Meer elitair, maar zeker niet intelligenter.

Een volgende methode is algemener, nog algemener dan de duplicatie, namelijk de ontkenning. Onder dit fenomeen hebben de meeste kunstenaars te lijden. Wat zij maken/creëren wordt domweg “niet mooi” gevonden, niet omdat het niet mooi zou zijn, dit is immers uiterst subjectief, maar omdat het te bedreigend is, een te rechtstreekse aanval. En een rechtstreekse aanval is niet meer te pareren, de toeschouwers hebben immers de wapens niet en dus doen die gewoon alsof die aanval überhaupt niet bestaat. Het is in dit verband ook noodzakelijk de kunstenaar zelf te ontkennen, aangezien zijn aanwezigheid dermate dominant is door zijn “mystieke” ervaringen, dat hij de anderen dwingt na te denken over wat hij is en wat hij maakt. Deze methode maakt van de kunstenaar een geïsoleerde, een niet-vrijwillige kunstenaar.

Hij zal iedereen en alles tegen zich in het harnas jagen (een treffender uitdrukking bestaat in dit verband bijna niet), inclusief zichzelf en hij zal uitgekotst worden als lid van de samenleving onder de beschuldiging dat hij zich niet wenst aan te passen. Het hoeft geen betoog dat de meeste van deze kunstenaars om zich niet al te geïsoleerd te voelen zich al snel verzamelen in een kunstenaarsbent, een mini-samenleving, en als zodanig weer een fenomeen te vormen waarop de eerste twee methodes weer van toepassing kunnen zijn. (Cobra, De Ploeg, die Blaue Reiter, de Deutsche Wilden enz. enz.)

Ook stijlrichtingen kunnen in deze groep geplaatst worden. Op dat moment ben je immers niet meer een unieke kunstenaar die een uniek (d.w.z. oorspronkelijk) kunstwerk maakt, maar bijv. een impressionist, een kubist, een realist.

En dus ben je als “positief anarchist” op dat moment weer afhankelijk van de gunst van het grote publiek zodat jij je opeens in de rol van aangevallene gedwongen ziet. (Als jij niet maakt wat wij van jou verwachten ….)

Maar dat was toch niet de bedoeling?

 

De enige juiste conclusie hieruit is dan ook dat de samenleving de stijlen creëert, niet de kunstenaar. Hoe wrang deze gevolgtrekking ook is.

 

Er zijn natuurlijk verscheidene andere methodes om het sublimatieproduct te gelde te maken maar deze doen allen afbreuk aan de rechtstreeksheid van de boodschap uit het “Goddelijke”, het ware geluk, de waarheid.

Die heeft namelijk niets met “geld” van doen. Een waarlijk integere kunstenaar zal zich dan ook liever terugtrekken, de kluizenaarspositie zuchtend op zich nemen, maar wel verslag blijven doen van zijn ontmoetingen met zijn ware ik.

 

Een laatste, de vriendelijkste methode van angelverwijdering ook, is die van de beschermheer. Het publiek onderhoudt de kunstenaar, hij is niet meer afhankelijk van commercie om in leven te blijven en kan blijven creëren, dan wel produceren. Het nadeel van deze methode is, dat als de beschermheer het grote publiek is, er geen enkel benul is over wat een echte confrontatie is geweest.

Er ontbreekt namelijk bij het grote publiek het vereiste inzicht. Was dit namelijk niet het geval dan was de rol van de kunstenaar in deze niet meer belangrijk en kon hij gewoon gaan maken waar hij zin in had. Maar dan zou hij niet meer functioneren als geweten van de maatschappij. Dat dit dilettantisme in de hand werkt lijkt me geen nader betoog te behoeven. Het falen van – in Nederland – de B.K.R (de Beeldende Kunstenaars Regeling, een soort verkapte bijstand met materiaalvergoeding) is in grote mate hieraan te wijten.

Beter is het dan om de beschermeling van een Croesus te zijn, een gulle geldgever die zelf meestal terdege bewust is van het feit dat die “arme” kunstenaar iets te koop heeft wat hij zelf met al zijn geld niet bereiken kan. Daar zou op zich niets op tegen zijn, maar uiteindelijk natuurlijk ook niet de bedoeling. Want ook hier wordt dan de “waarheid” geweld aangedaan, de kunstenaar is niet meer de aanvaller maar een opgewaardeerde bedelaar en de “Croesus” kan zich verheugen in een “intellectuele” status. Immers, hij begrijpt de kunstenaar, denkt zijn omgeving. Dat de prijzen van het werk van zo'n beschermde kunstenaar tot in de hemel zullen groeien wekt dan natuurlijk geen enkele verwondering meer.

Zo te zien blijft er dus voor de kunstenaar weinig anders over dan zich inderdaad terug te trekken, te onderzoeken wie hij zelf is en door te gaan met sublimeren in de hoop dat hij overeind blijft, geestelijk en lichamelijk.

Want daar, waar de maatschappij zich verliest in escapisme zal ook hij aan al deze verleidingen blootstaan. Het aantal kunstenaars dat als medium een verslavend middel hanteert (terpentine bijv.) is legio. Daarbij noem ik nog niet eens middelen als alcohol en/of drugs. Ook treffen we een grote neiging aan om zich te storten in een denkwijze die de hunne niet is. (bijv. vereenzelviging met de indianenproblematiek, het zich solidair verklaren met minderheden in de samenleving, etc. etc.) Dat dit tevens leidt tot verbreding van de horizon doet niets af aan het feit dat het nog steeds escapisme is.

Toch zal uiteindelijk “des Künstlers” horizon zich - mits hij/zij tijd van leven heeft - door levenservaring zozeer verbreden dat de linkerkant weer contact maakt met de rechterkant en het wereldbeeld is compleet. Hij is in zijn omzwervingen de gehele aardbol over geweest en heeft ontdekt dat de enige plek waar hij thuishoort, zijn eigen geest is. Op dat moment is hij als kunstenaar volwassen en kan zich vrijuit gedragen, waar en wie hij ook is.

 

$4 De Methode

 

Het ware gemakkelijk geweest om in dit hoofdstuk alleen maar te melden: “werken, werken, werken en daarna maar weer werken..” en dan had ik de waarheid geen geweld aangedaan. Toch is het beter eerst te proberen te analyseren waar de informatie vandaan moet komen, alvorens als een gek te gaan lopen graven naar een schat die ergens op een eiland zou moeten liggen. We zullen ons eerst moeten realiseren wat er met het eiland bedoeld wordt, waar we het kunnen vinden en hoe.

De mens staat namelijk voortdurend in conflict: enerzijds wil hij een gewaardeerd lid van de samenleving zijn en daar veel, soms zelfs alles voor doen of juist laten, anderzijds kan hij niet ontsnappen aan het onloochenbare feit dat hij een individu is en dat ook wil blijven. Veel mensen zijn in staat deze beide elementen in zichzelf goed in balans te krijgen en zijn daardoor leidende figuren in diezelfde samenleving. Maar hoe groter de hang naar individualiteit, hoe kleiner de kans op een goed functioneren in de maatschappij.

Uitzonderingen vormen, uiteraard, ook hier de regel maar over het algemeen doet deze constatering wel degelijk opgeld.

Toch zullen we ons moeten blijven realiseren dat het creatieve proces verborgen ligt in onze uniekheid, ons persoonlijke vermogen zaken te zien zoals zij werkelijk zijn. En het lijdt dan ook geen enkele twijfel dat, als je de schat wil vinden, deze dus inderdaad verborgen ligt op een eiland, namelijk het individu omgeven door een zee van andere individuen. En is men niet bereid vrijwillig te gaan graven, om wat voor reden dan ook, dan zal de schat ook nooit gevonden worden, domweg omdat die dan ook niet bestaat.

Er zou een tegenwerping gevonden kunnen worden in de redenering dat ieder mens een onderbewuste heeft, dus ook een schat, maar dan wordt niet begrepen wat met het bovenstaande wordt bedoeld. Niet een onderdeel van het onderbewuste is de schat, maar het onuitsprekelijke verlangen hem te vinden. Waarmee de volgende paradox zichtbaar gemaakt wordt. Maar zolang u verstrikt bent in het idee dat een schat u welstand op zal leveren, bent u aan het graven op het verkeerde eiland en zal al die moeite uiteindelijk voor niets zijn gebleken. Ja, er is wel degelijk een schat; nee, er is geen schat in die zin dat er een koffer vol geestelijke kostbaarheden op te graven zou zijn uit uw onderbewuste. Maar tijdens het graven zal u zoveel informatie over uzelf krijgen dat een evenwichtiger geest het gevolg zal zijn, waaronder dus ook een nog groter besef van van de briljantie van uw geest (en natuurlijk ook die van anderen). Wezenlijke waardering voor de intellectuele prestaties van anderen en uzelf en het kunnen genieten zal uw deel zijn. Is dat niet een geestelijk bezit, de moeite waard om op te graven?

En ook hier kunnen weer veel misverstanden de kop op steken.

U geniet toch al van Kunst, u hebt toch waardering voor wat anderen creëren? En ook dan kan ik alleen maar zeggen dat ik dát niet bedoel.

Want uw belangstelling zal niet onzelfzuchtig zijn, u verlangt een beloning voor de door u bewezen diensten. U neemt de moeite om te kijken, dan wilt u ook visueel gestreeld worden. Het lelijke, het wanstaltige, het bedreigende, het gevaarlijke, het dodelijke zal ontkend worden als zijnde een deel van uzelf. ($2, alinea 5)

Zijn deze laatste (schijnbare) aantijgingen absoluut niet voor u van toepassing dan kunt u deze verhandeling beter wegleggen; zij is niet voor u bedoeld. U kent de schat al.

 

$De Taal

 

Communicatie bestaat bij de gratie van de toehoorder. Ik kan roepen wat ik wil, als niemand luistert is het “wasted energy”. En als er wel iemand luistert maar ik gebruik een voor hem/haar vreemde taal zal de boodschap niet begrepen worden. Ik zal me moeten uitdrukken met handen en voeten, als een toerist in een vreemd land waarvan hij het taalgidsje niet heeft gelezen.

Dat dit vele communicatiestoringen tot gevolg zal hebben, is evident. Gelukkig vinden dergelijke ontmoetingen over het algemeen plaats in een vriendschappelijke sfeer, er is dus geduld en positieve verwachting genoeg om uiteindelijk toch nog te bereiken wat men wilde, een communicatie tussen twee individuen. Want beide partijen worden er in deze context per slot van rekening beter van. Anders wordt het als er iets verteld moet worden wat liever niet gehoord wordt, wat de toehoorder liever niet wil weten. Dan is het geduld gauw uitgeput en één van de verdringingsmethodes zal worden gehanteerd.

En in dat laatste geval zal er dan alleen maar gehoord worden wat men zelf wil horen, de waarheid wordt geweld aangedaan en de boodschap-brenger zal gehouden worden aan dingen die hij/zij niet eens gezegd heeft, die zich alleen maar manifesteren in de geest van de toehoorder. Een terrein waar wij mensen een ander niet toelaten, tenzij door ons hoogstpersoonlijk toegestaan.

Exact hetzelfde gebeurt ook met onze dromen. Zolang wij niet willen geloven dat ons onderbewuste ons nuttige boodschappen geeft gedurende onze slaap zullen wij deze meldingen altijd verkeerd interpreteren, of de boodschap nu positief dan wel negatief is. Wij laten a.h.w. zelfs onszelf niet toe in onze eigen geest. Of, in het ergste geval, er niet eens naar luisteren.

Terwijl er, voor ons, toch hoogst belangrijke gegevens uit het onderbewuste naar boven gehaald worden.

 

Zoals onze goede en slechte ik manifest gemaakt worden als bijvoorbeeld een engel en een duivel , zo zullen kunstenaars nog vele andere verschijningen creëren die allen een boodschap kunnen dragen uit het onderbewuste van die kunstenaar.

Kunnen we nu door die verschijningsvorm heen prikken (het kundig en wetenschappelijk verantwoord kunnen interpreteren van de droom), hem ontdoen van de persoonlijke invloeden van de kunstenaar, dan zal de boodschapdrager duidelijk worden. Deze boodschapdrager kunnen we gerust een archetype noemen. (Jung, Fromm).

En zolang we maar beseffen dat het archetype enkel de drager is, niet de boodschap/waarheid zelf, is er niets aan de hand.

Maar zolang de kunstenaar als onderwerp van één van de verdringingsmethodes wordt behandeld zullen wij nooit in staat zijn de boodschap helder te ontvangen, domweg omdat wij zijn/haar persoonlijke invloeden op het kunstwerk niet kúnnen verwijderen. Wij willen de kunstenaar als drager/overbrenger van de slechte boodschap/het geweten immers niet kennen? In dat geval zal het kunstwerk alleen maar dat uitstralen wat wij willen zien, willen horen, willen voelen.

In dit verbad is het nuttig om op te merken dat, zelfs als de intrinsieke boodschap van de kunstenaar niet overkomt, het kunstwerk toch een nuttige functie heeft in de maatschappij, namelijk als spiegel voor de toeschouwer. Deze spiegelfunctie is het belangrijkste fenomeen wat aan een kunstwerk kleeft. En als zodanig voor de maatschappij uiterst bruikbaar.

Toch was dit niet de bedoeling van de kunstenaar en hoe harder hij zijn best doet goede dragers voor zijn boodschap te vinden, des te afstotelijker zijn producten voor de maatschappij zullen worden, en des te sterker de verdringing. Hij zal moeten accepteren dat A. zijn werk alleen de spiegelfunctie heeft voor de maatschappij en B. hij er zelden of nooit in zal slagen zijn boodschap over te brengen, waardoor zijn isolement uiteindelijk alleen maar groter zal worden totdat hij een Remi, een alleen op de wereld-mens is geworden.

Toch zal ook de kunstenaar zijn beloning krijgen: namelijk het besef van het absoluut alleen-zijn, datgene waar Zen-monniken lange jaren voor moeten mediteren. En dit besef, het heel diep van binnen weten dat de mens alleen is en ook altijd alleen zal blijven, is de uiteindelijke waarheid. Niet het feit, niet de woorden maar het wezenlijke besef, inclusief het daarbij behorende gevoel.

En dat gevoel is precies datgene wat pijn doet. Zoveel pijn zelfs dat slechts weinig mensen bereid zijn dit offer te brengen teneinde die waarheid te voelen. Vandaar dat mensen die een slechte start hebben gehad in dit leven een voorsprong hebben op hen die een min of meer beschermde opvoeding hebben genoten. Zij zijn immers al veel dichter bij dit alleen-zijn-gevoel geweest.

Kortom: elke geslaagde sublimatiepoging van een kunstenaar zal de vreugde van het lukken in zich dragen samen met het onvoorstelbare, onnoembare gevoel dat alleen zijn heet. Waar de meeste mensen pas vlak voor hun dood mee geconfronteerd worden. Die dubbelheid is dus een noodzakelijkheid voor “echte” Kunst.

Elk goed kunstwerk is dus een vleesgeworden paradox, namelijk die van: “the more you reach the destination, the more you slipsliding away”. Schoonheid op de grens van dood en leven, de echte romantiek.

 

$6 Het Zien

 

We waren reeds tot de conclusie gekomen dat, als mensen de waarheid niet willen zien, zij het getoonde beeld zullen inkleuren tot dat wat ze wél willen zien. Het is dus belangrijk om te beseffen dat voor het merendeel der mensheid de waarheid een subjectief gebeuren is. Aan U is dus de keus om tot “het merendeel der mensheid” te behoren en alles om U heen als “subject” te zien, dan wel U als individu te beschouwen die juist op zoek is naar de waarheid. Hetgeen geen waardeoordeel inhoudt.

 

Als een expressionistische schilder zijn hele ziel en zaligheid blootgeeft in een schilderij dan kan ik er gevoeglijk van uitgaan dat hij de waarheid heeft geschilderd. Niet “zijn waarheid” want we hadden ook al geconcludeerd dat de waarheid (de schat) niet een object was maar slechts de bereidheid om te zoeken. En het schilderij zelf kan niet zoiets als “de waarheid” zijn, het is immers niets meer dan verf en een verfdrager, door de betreffende kunstenaar samengevoegd tot iets dat boven uw bank kan hangen.

Maar als een schilder een feest van kleur heeft gepoogd te schilderen en u ziet een begrafenis, dan is daar niets mis mee, maar wel úw zaak en úw interpretatie.

Zolang u zich maar realiseert dat U het schilderij kleurt, het beeld invult tot dat wat U wilt zien. Het is overigens per definitie onmogelijk hetzelfde feest van kleur, als wat de schilder bedoelde, te kúnnen zien. En niet in de laatste plaats omdat gevoelens niet uitwisselbaar zijn, emoties wel. Op een andermans emotie kan iemand wel passend reageren, al naar gelang de cultuur waarin hij zich bevindt.

 

In het kort: het schilderij, als neerslag/weergave van een gevoel, is een object én een emotie en als zodanig verhandelbaar, uitwisselbaar; het gevoel van de schilder is gesublimeerd en bestaat dus voor hem niet meer, anders dan in een materialisatie ervan. Dat heeft allang plaats gemaakt voor een gevoel van opluchting, van trots over de geleverde prestatie of juist het gevoel dat het alweer eens niet gelukt is. Het lege gevoel dat optreedt na het voltooien van zijn, door zichzelf aan hemzelf gegeven opdracht, is van de uitvoerend kunstenaar, niet voor de toeschouwer.

 

Medelijden hieromtrent zou dan ook een heel slechte zaak zijn, zelfs medeleven is niet mogelijk. Want juist de kunstenaar weet dat hij door dit lege gevoel heen moet, dat hij zijn chaos opnieuw moet ordenen tot aan de volgende sublimatie-explosie. Waarna het hele proces opnieuw zal starten: de kunstenaar op zoek naar de vertaling van zijn gevoel, op zoek naar een bruikbare drager en/of compositievorm (ook die vorm is een archetype, een emotiedrager), de sublimatiepoging zelf, het al dan niet daar in slagen en uiteindelijk de berusting dat het toch nooit helemaal lukt.

En dan weer de leegte, een nieuwe aanloop tot weer de volgende hindernis.

 

Uit voorgaand beschrijving hebt u kunnen opmaken dat Kunst wordt gecreëerd vanuit leegte, en dus juist niet vanuit gevuld zijn. Zoals het witte doek symbool staat voor het nog in te vullen schilderij, de boomstam voor het meubel, de rots voor het beeld. Als Kunst gecreëerd wordt vanuit het gevuld zijn kan je spreken van therapeutische kunst.

Ik denk dat het voor de toeschouwer, de buitenstaander, niet interessant is om te weten wat de persoonlijke motivaties van de kunstenaar zijn, die kunnen immers liggen in opvoeding, karakter, geaardheid, frustraties over alle voorgenoemde zaken en wat al niet meer kan voorkomen in een mensenleven.

Wat voor de geïnteresseerde toeschouwer, op zoek naar de waarheid of domweg op zoek naar iets moois wat hem bevalt wél belangrijk is, is om te weten hoe de kunstenaar denkt over verschillende zaken die het leven betreffen. Het gebruikte archetype immers slaat dan zo rechtstreeks mogelijk aan bij de kijker en zal dan de sterkst mogelijke overdracht van emotie garanderen. (n.b. niet de gevoelsoverdracht)

Een sterke overeenkomst in maatschappijbespiegelingen is dan zeker niet denkbeeldig en dat zal hem (de kijker) het prettige gevoel geven dat hij niet alleen staat in deze visie.

 

Het wrange, cynische van deze openbaring is dat alleen iemand die weet dát hij alleen is en dat altijd zal blijven, in staat zal zijn een dergelijk product te creëren. Een bron is nooit voor diegene die hem gevonden heeft (oud Chinees spreekwoord).

 

Een conclusie uit de voorgaande alinea's: omdat de kunstenaar zijn gevoelens sublimeert tot producten/voorwerpen i.p.v. die in emoties te vertalen, zal hij op zijn omgeving overkomen als juist een gevoelloos individu, iemand die zijn emoties niet snel zal tonen. Behalve in het geval dat iemand twijfelt aan het eerder vermelde sublimatie-vermogen. Dit is immers hetzelfde als de integriteit van de kunstenaar in casu in twijfel trekken.

Dan zal de vulkaan ,die de kunstenaar in zich draagt, in volle hevigheid uitbarsten over de hoofden van onschuldige toeschouwers die zich uiteraard van hem afkeren waarmee dus opnieuw een volgende stap gezet wordt op het pad van alleen-zijn dat de kunstenaar te gaan heeft.

Want juist deze kunstenaar weet door zijn gevoeligheid wat andermans emoties bij hem kunnen uitrichten en hij zal dus proberen nooit zijn eigen, strikt persoonlijke emoties, op anderen te richten. En moet dus noodgedwongen weer aan het sublimeren slaan wil hij dat voorkomen, hij wenst anderen immers niet toe wat hemzelf overkomt. Zelfs zijn vijanden niet. Dat lukt natuurlijk niet altijd, zeker in het begin van zijn loopbaan/ontwikkeling niet, maar dat hij op deze manier, binnen deze vicieuze cirkel blijvend, een steeds betere controle over diezelfde emoties krijgt, is evident.

 

In kunstenaarstermen vertaald betekent dit dat hij ook een steeds betere controle krijgt over het sublimatieproduct. Hij verschaft zich meer bekendheid omdat zijn werk dieper en beter wordt, waardoor hij met meer en met weer andere mensen te maken krijgt en het hele verhaal begint weer van voren af aan. Nieuwe emoties van anderen stormen weer op hem af, bijv. de al genoemde adoratie en idolatie, hij kan deze niet hanteren en moet dus weer noodgedwongen aan het sublimeren. Uiteindelijk kan hij zijn emoties zo goed beheersen dat hij het Meesterschap bereikt. Hij kan objectief oordelen (zijn emoties spelen hem immers geen parten meer) en volledig op zijn gevoel vertrouwen, volkomen intuïtief, dus. Maar iemand die geen emoties toont wordt door de mensheid gevoelsarm, zelfs fascistoïde genoemd. Maar dat is haar conclusie, niet die van de kunstenaar. Hij weet wel beter.

Hier kunnen we dan ook komen tot de verbijsterende conclusie dat de beste en grootste kunstwerken fascistoïde lijken te zijn. En in de ogen van de niet-wetende toeschouwer ook wezenlijk zo zijn en de bedreiging is compleet.

Maar waar de kunstenaar macht over zichzelf probeert te krijgen door het gebruik van deze archetypes zal de maatschappelijk fascistoïde groepering deze archetypes misbruiken om wereldlijke, dan wel geestelijke macht te verkrijgen.

Denk bijv. aan de swastika, ook wel hakenkruis genoemd, en het heiligste symbool uit het Hindoeïsme en Jaïnisme, tevens gebruikt in het Boeddhisme. Door de Duitse nationaalsocialisten misbruikt en vanaf dat moment het symbool van vernietiging en fascisme geworden.

 

Terug: die kunstenaar is zich bewust geworden van zijn, tot nu toe verborgen, kwalijke drijfveren en zal ze blijven bestrijden, hetgeen van de misbruikende regimes moeilijk gezegd kan worden. Daar blijven de motieven verborgen.

Ik besef dat dit allemaal zeer kort door de bocht is, maar dit geschrijf is niet bedoeld een antifascistisch manifest te zijn/worden, daarom wordt er niet dieper op ingegaan. Het moet hier over kunstenaars blijven gaan. 3

Maar de kunstenaar echter is zich, nogmaals, door het diepte-onderzoek in zijn eigen geest bewust van alles wat menselijk is, het goede én het kwade. En dan laten we nog maar even in het midden wat het goede (én het kwade) dan wel is. Hij is een altruïst geworden, iemand die geeft zonder iets terug te verlangen omdat hij de échte waarde van zijn kunstkinderen kent.

En dus zal hij blijven communiceren in kunstprodukten, al was het alleen maar om zijn inzichten te kunnen weggeven. Inzicht kost geen geld, wel een heleboel moeite. Waarmee de bewering: werken, werken en nog eens werken bewezen is.

 

“Omdat er eigenlijk niets is is er geen stof om weg te vegen. En als je dat wezenlijk begrijpt hoef je niet stokstijf stil te zitten”

Fenggan (Zen-poëzie)

 

En aldus zal de kunstenaar, al sublimerend, de grootste bestrijder van de onmenselijkheid in de mens zijn en dus een wezenlijk “geweten” zijn geworden van de samenleving. Ecce homo! 

 

Bewerkt: Alex Sandee, 16-02-2017

 

(1)

Wel zullen we deze opmerking in het juiste tijdsgewricht moeten blijven zien, namelijk een tijd waarin het z.g.. onderbewuste nog niet werd onderkend en de gedachte dat de mens misschien wel van de apen af zou kunnen stammen, je prompt op de brandstapel of onder de guillotine deed belanden. Toch is onze maatschappij op dit soort uitspraken gebouwd en lijdt daar nog steeds onder.

(2)

Deze drie lagen zijn in mijn huidige schilderijen dan ook veelvuldig terug te vinden teneinde een zo compleet mogelijk beeld van de gekozen situatie te scheppen en zodoende een illusie van mystiek en ongrijpbaarheid te creëren, daar er maar weinig mensen in staat zullen zijn die de drie methodes tegelijkertijd kunnen bevatten.

(3)

In dit verband is het ook nuttig om te beseffen wat de reclamewereld de maatschappij aandoet. Ook zij gebruikt de symbolen en archetypes (aangereikt door beeldend kunstenaars), ditmaal om zichzelf te verrijken. Maar in wezen oefenen ze ook macht uit over weerloze, naïeve geesten. En dan het liefst onder het motto: “De mensheid wil nu eenmaal verneukt worden!”